L.O.S.L.A.T.E.N.

Over kinderen, kleine kinderen maar ook vooral pubers kun je ontzettend grappige dingen vertellen en schrijven. Ik zag laatst de voorstelling “Het is hier geen hotel” en het was een feest van herkenning! Morsige kamers, zweetluchtjes, overvloedig Axe gebruik, Insta, ‘duuuhhhh’en ‘jaaaaah’, blikjes energy, frikandelbroodjes en en-passant namen de dames cabaratrices ook nog even hun eigen puberjeugd mee. Doe Maar en dagboeken. Geweldig. Ja, om kinderen en pubers kun je enorm lachen. En onderling is er veel herkenning. Vaak met wat zuchten en wat gespeelde wanhoop maar toch vooral grappig. Want het is toch best leuk, opgroeiende jongvolwassenen in huis? Want soms zijn ze ineens weer zo lief en soms kunnen ze ook ineens weer met je praten.
Laat ik maar meteen met de deur in dat huis vallen. Ik vind het niet altijd gemakkelijk. En dan heb ik het niet over de was, de sokken, de pakken ijsthee en dat soort dingen.

Ik heb het dan over het L.O.S.L.A.T.E.N.

Loslaten krijg je erbij als je de pasgeborene op je borst legt. Eerst besef je dat nog niet. Dan denk je dat dat hulpeloze wezen voor altijd aan jou verbonden zal zijn. Net als de navelstreng is losgeknipt voel jij al die onzichtbare band tussen jou en je kind. Tussen jou en dit wonder. Dit prachtige wezen. Dit wonder van de natuur of van God, wat jij wilt. Vol verwachting en vol vertrouwen kijkt het naar je op en grijpt met zijn vingertjes jouw hand. “Kijk, ik pak je hand, jij. Jij bent mijn moeder”. Bij het eerste huiltje van dit wezen, dit opperwezen waar je wereld om draait in het begin, maakt je lichaam meteen de eerste levensbehoefte aan. Gelukkig, jij hebt dit kind weer tevreden kunnen stellen. Kunnen voeden en laten groeien. Maar met dat instinct komt ook dat andere instinct. Zorgen. Zorgen voor en zorgen maken. “Wat is er aan de hand?”, “Waarom huilt ie, waarom groeit ie niet, waarom slaapt ie niet”. Verschrikkelijk, die bezorgdheid. De oudste had niet veel eisen en problemen: slapen en eten. En andersom. De andere twee huilden veel. Buikpijn. Reflux, ziekenhuisopnames en medicijnen. En opgelost. Diep ademhalen en weer verder.
Maar met elke fase komen er andere zorgen. De eerste keer naar de oppas. Zal het goed gaan, snapt ze wel dat er geen lucht in de fles mag komen en dat hij omhoog moet liggen? Loslaten. De mantra sluipt er al in. Loslaten. Naar school. Snapt juf wel dat routine heel belangrijk is? En dat hij op tijd naar het toilet moet? Loslaten. Alleen op de fiets. Alleen naar school lopen. Loslaten.
En dan de eerste ruzies of verdrietjes (vaak zijn de verdrietjes nog net zo klein als de kindjes) Speen kwijt, knuffel kwijt, verloren met de kaatswedstrijd. Maar er is een spreekwoord. En dat is waar. Als ze groter worden, worden de zorgen ook vaak groter. Niet lekker in hun vel zitten, het niet meer zien zitten, gedoe met leraren, gedoe met school, gedoe met iedereen maar vooral gedoe met jezelf. Conflicten met jezelf en twijfelen aan alles. Want naast al die stinksokken, blikjes energy en broodjes frikandel is dat toch echt waar de puberteit om draait: jezelf. Wie ben ik. Wie word ik en hoe word ik. Twijfel, twijfel, twijfel. En dat gevecht is voor de ene zwaarder dan voor de andere. De ene bokst een beetje, huppelt wat en zegt op z’n veertiende tegen z’n moeder: “ik ben toch zo gelukkig”. De ander worstelt, buigt en zwijgt. Trekt de deur achter zich dicht en draait deze op slot. Verliest zich in somberheid en leeft dan weer op. Gelukkig maar. Maar hoe lang.


Loslaten. Is niet alleen ongerust zijn als ze letterlijk de nacht in fietsen. Maar is vooral die onzichtbare band voelen. Het verdriet voelen en zwijgen. Nee, niet steeds vragen hoe het gaat. Niet met goedbedoelde adviezen komen over hardlopen, gordijnen open en frisse lucht. Over douchen en goed eten. Gewoon, op tijd stil zijn. Maar ook op tijd vragen. En weer stil zijn. En de deur dichtlaten. Vooral die deur dichtlaten.
En ik had nooit gedacht dat dat zo moeilijk zou zijn. Dat je daar letterlijk buikpijn van kan hebben. Van hun verdriet of hun worstelling. Maar dat ze dat alleen willen oplossen. Alleen willen zijn met hun struggles. Dat dát ook loslaten is. Stil zijn. Niet steeds vragen. Niet steeds bezorgd zijn. Het komt wel goed. Is het niet vandaag dan is het morgen. Ze doen het niet zoals jij vindt dat ze het moeten doen. Ze zoeken hun eigen weg. Worstelend. Soms vechtend. Maar ook wel opkrabbelend en soms zingend. En dansend. Want naast diepe dalen zijn er natuurlijk altijd die hoge pieken. Of die kleine piekjes en minder diepe dalen. En dan mogen we ze soms ook nog wel eens heel stevig vasthouden. Heel stevig. Gelukkig maar.