Weemoed...

 

Ik voelde iets en zocht daar een woord voor. Soms heb je dat. Dan voel je iets en wil je het benoemen. Ik voelde heimwee naar vroeger. En als je tegenwoordig iets zoekt dan doe je dat op je tablet of telefoon. Mijn telefoon zei: nostalgie. Hmm, dat voelde ik niet. Nostalgie is voor mij Ot en Sien en Aap, Noot, Mies. Nee, dat was niet wat ik zocht.

Ik ging me nog een tijdje zo zitten voelen en zocht toen maar weer opnieuw. En toen vond ik het! Weemoed. Weemoedig. Heimwee naar vroeger. En dat is niet eens naar vroeger zo lang geleden maar ook naar een recent vroeger. We, man en ik, liepen over de vrijmarkt op Koningsdag en ik kocht twee prentenboekjes voor kinderen. “We gaan op berenjacht” en “De mol die wil weten wie er op z’n kop gepoept heeft”. En toen dacht ik terug aan voetjes in sokjes gestoken die op je schoot lagen, voetjes van lieve kleine jongetjes waar je dan aan voorlas. Een beetje moe, rode wangen van het spelen en de knuffel op schoot.

Die knuffels die vooral niet kwijt mochten raken, versleten, wat smoezelig en met een eigen geurtje.

Of dat die jongetjes op de bank lagen met een eigen boekje, of een duckje. Of met Harry Potter.

Ze lezen niet meer. Althans niet veel en vooral niet als het niet voor ‘een lijst’ hoeft.

Weemoed. Ik zag foto’s van een kinderfeestje. Sybrandy’s ontspanningspark. Weer die rode wangen, die blijheid, dat genieten. Patatjes en pakjes drinken.

Bij weemoed horen dingen die voorbij zijn. En niet weer terugkomen. Sybrandy’s gaat sluiten. Er is geen opvolger. Oh wat vind ik dat jammer. Weer iets wat verdwijnt. Ik geloof dat de kinderboerderij ook al weg gaat, of verhuist. Wat hebben we daar ook mooie middagen gehad. Een zakje voer kopen en langs de dieren. En dan in de klimtrekker, de hangbanden of een ander speeltoestel.

Deze week liep ik op een avond een rondje met vrienden en we spraken over dat we vroeger polsstok sprongen, door de weilanden dwaalden, naar oude leegstaande boerderijen gingen en allerlei spannende avonturen beleefden. Met de rubberlaarzen aan en knielappen op de ribbroek genaaid. Ach, vroeger. Nu beleven ze avonturen vanachter een scherm. In Minecraft of een andere virtuele wereld. Ik zie niet zo heel veel kinderen meer buiten. Niet in het Epemabos, niet op veldjes en niet in weilanden. Jammer. Ik wou dat het tij gekeerd kon worden maar het zal wel niet. Het stemt me weemoedig. Zelfs onze jongens speelden al minder buiten dan wij vroeger.

En ze gaan op Koningsdag hun eigen gang. Hoeven niet meer elk 4 euro om wat te mogen kopen op de vrijmarkt. Dat eeuwige twijfelen. Koop ik de Pokémonkaarten of die discobal. Nee, ze gaan op Koningsdag, ná een zware Koningsnacht naar Amsterdam. Of Groningen. Chillen of feesten. Of beide.

Daarna komen ze thuis, eten twee tosti’s, storten zich in hun bed en worden 12 uren later weer wakker.

Ze vliegen uit. Of vlogen al uit. Maken toekomstplannen. Zonder jou. Ze maken zich los.

Over een half jaar zullen ze, als alles goed gaat, ze alle drie uit huis zijn.  Dan zullen die kleine voetjes, in die streepjessokjes en met hun knuffels, in het weekend nog een tas vol stinkende was voor de machine gooien. Of ze slaan het weekend zelfs over. Druk.

Tiden hawwe tiden. Niet letterlijk te vertalen. Maar ik zeg nu even: tijden hebben tijden. Alles uit het verleden was natuurlijk niet altijd geweldig. Vroege ochtenden, gebroken nachten, vliegen en rennen naar zwemlessen en voetbal. Overgeven achterin de auto. Ontroostbaar na ruzies met vriendjes.

Maar toch…ze dan altijd op je schoot te kunnen trekken, kleine voetjes in streepjessokken en een knuffel.

Weemoed…